Foto: Sagesolar
De vlucht van een zwerm spreeuwen (‘starlings’ is de Engelse vertaling van spreeuwen) is best indrukwekkend. De soepel bewegende ‘wolken’ lijken bijna uit één geheel te bestaan, terwijl het in werkelijkheid om honderden vogels gaat. De vogels vertonen dit gedrag onder meer uit veiligheidsoverwegingen. De groep is minder kwetsbaar dan het individu. Dat ze daarbij niet botsen, komt doordat de vogels hun snelheid aanpassen aan de vogels die het dichtst bij ze vliegen.
Dit uitgangspunt inspireerde Havenbedrijf Rotterdam om hetzelfde te doen voor een aantal bedrijven in haar verzorgingsgebied. Want hoe efficiënt zou het zijn als buurbedrijven hun energieverbruik kunnen optimaliseren door informatie en energie uit te wisselen met de buurman? In het Starlings-project koppelt een aantal industriële bedrijven een selectie van hun datastromen om zo soepel mee te kunnen veren met het energieaanbod.
Duurzame energiebronnen zijn niet altijd beschikbaar
Met de transitie naar fossielvrije energiebronnen neemt de complexiteit voor bedrijven toe. Ze kunnen kiezen uit diverse duurzame alternatieven die allemaal variëren in beschikbaarheid en prijs. Deze uitdaging voor bedrijven biedt ook een kans. Want wie het snelst kan reageren op het veranderende aanbod, profiteert daar uiteindelijk het meest van en bouwt weerbaarheid op. Maar net als bij de spreeuwen biedt een groep van bedrijven vaak meer mogelijkheden en zekerheden.
Douwe van der Stroom is bij Havenbedrijf Rotterdam verantwoordelijk voor digitale energietransitie projecten. Die functie sluit uitstekend aan op het project dat het havenbedrijf samen met automatiseringsspecialist Yokogawa en het Distro handelsplatform uitrolt. Inmiddels zijn netbeheerders TenneT en Stedin ook aangehaakt, net als de Rotterdamse industriële ondernemingsorganisatie Deltalinqs.
Van der Stroom: “Volgens diverse theoretische modellen en ons haalbaarheidsonderzoek vorig jaar biedt het onderling uitwisselen van energiestromen tussen bedrijven meer flexibiliteit en efficiëntie. Dat zie je bijvoorbeeld bij geïntegreerde industrieclusters die endotherme en exotherme processen op elkaar afstemmen. De afvalstroom van de een is dan de energiebron van de ander. We willen iets vergelijkbaars doen door energieprofielen van individuele bedrijven beter op elkaar af te stemmen. Aan de hand van die profielen kunnen ze dan energiedragers als stoom, warmte, (waterstof)gas en elektriciteit uitwisselen. De overschotten van de één kunnen dan de tekorten van de ander compenseren.”
Veilingplatform voor energiehandel
De pilot die de partners komend jaar uitvoeren, beperkt zich voorlopig nog tot een zestal bedrijven en de twee netbeheerders. “We weten al welke energiestromen de bedrijven onderling kunnen uitwisselen”, zegt van der Stroom. “Nu willen we de data van de bedrijven gebruiken om een veilingplatform in te richten waar bedrijven hun energietekorten en -overschotten onderling kunnen verhandelen. Dat ‘handelen’ zal gedurende deze pilot nog wel virtueel zijn, maar we krijgen wel de beschikking over de actuele data van de bedrijven.”
Die veilige uitwisseling van data is cruciaal in het project. Om de datastromen in goede banen te leiden, stellen de projectpartners een industriële cloud-infrastructuur beschikbaar voor de deelnemende bedrijven. Daarbovenop zorgt een cluster energiemanagement-systeem voor het optimaliseren van de energiestromen. Het systeem kan ook de optimale scenario’s berekenen voor de beschikbare energiebronnen.
De handel tussen de bedrijven en de energiemarkten vindt vervolgens plaats op het handelsplatform van Distro Energy. Zo krijgt zowel de energie als ook het CO2-effect een waarde.
Van blind naar onderbouwd vertrouwen
De pilot start begint eind dit jaar en loopt bijna een jaar, zodat alle seizoensfluctuaties mee kunnen worden genomen. De grootste uitdaging daarbij is volgens van der Stroom om vertrouwen op te bouwen tussen de deelnemers aan de pilot. “We vragen de partijen om hun data te delen, wat soms concurrentiegevoelig kan zijn. Ondanks dat de technologie dit waarborgt, vraagt dit wel een omslag in denken. Bovendien zullen de onderlinge risico’s en opbrengsten uit elkaar kunnen lopen. Hoe zorg je er dan voor dat het collectief als geheel profiteert? De bedrijven zien nu voornamelijk blind vertrouwen. Het is de kunst om dat om te buigen naar onderbouwd vertrouwen.”
Delen van informatie en risico’s is sociaal experiment
Van der Stroom vervolgt: “In Japan is al een vergelijkbare demonstratie geweest binnen een bedrijvencluster. De uitkomsten tonen dat het collectief beter presteert dan de individuele bedrijven. Maar dat betekende wel dat sommige bedrijven veel energie en kosten konden besparen, terwijl anderen juist duurder uit waren. Daar moet wel een compensatie tegenover staan.
Het project is dus niet alleen een technische exercitie, maar ook een sociaal experiment. Hoe gaat de leiding van de bedrijven om met prestatieverbeteringen of verslechteringen? Hoe gaan de autoriteiten hiermee om? Hoe reageert de maatschappij als de emissies van één bedrijf stijgen?”
De eerste resultaten van de pilot worden medio 2025 verwacht. Indien deze voldoende positief zijn en leiden tot de beoogde weerbaarheid van het cluster en energie-, CO2- en kostenbesparingen, zal samen met de markt worden bepaald hoe het vervolg kan worden vormgegeven.